
Het is lang geleden, heel lang geleden, toen we met zijn allen een wereldreis maakten. Met zijn allen? En een wereldreis hoor ik jullie zeggen? Nou, dat behoeft wat toelichting.
Om te beginnen, met lang geleden bedoel ik ergens in het begin van de zeventiger jaren. Ik was nog een klein manneke van een jaar of 6, 7 of 8, wat naar de basisschool ging. En met zijn allen bedoel ik een groot deel van mijn grote familie van moeders kant, maar daarover straks meer.
En die wereldreis? Ja, dat was in die jaren een hele onderneming. Een reis naar Elsendorp! Naar de speeltuin. Ik weet niet of de E3, de weg tussen Geldrop richting Venlo er al lag in die tijd, maar wij reden binnendoor. Heeze, Geldrop, Nuenen, Lieshout, Beek-en-Donk, Gemert, en dan door naar Elsendorp. Een rit van een kilometer of 40, misschien wel 50, maar dat het een onderneming was is een feit.

Dus we vertrokken vanuit het huis van oma en opa. Dat lag twee huizen verder dan dat ik woonde (en drie vanaf waar ik nu woon). Opa en oma hadden 12 kinderen, en een deel daarvan ging mee. Op zondag, dus allemaal in ons beste kloffie. Tantes in een zomers jurkje. Ooms netjes gekleed en sommigen in een witte broek met een colbert. Onze ome Tiny en Frans, en tante Annie, Mientje, Toosje en noem ze allemaal maar op. De hele club was aanwezig, en we hadden er zin aan!
We vertrokken uiteraard al vroeg, rond een uur of 9, want we moesten rond etenstijd weer thuis zijn. Oma maakte dan Sondigse Soep. Vrij vertaald, s’-Zondagse soep. Bouillon met rundvlees. En geen panneke. Nee, liters!
Ik was al op tijd bij opa en oma. Sterker, ik denk dat ik de eerste was. Ik was er trouwens bijna de hele week, behalve als ik met een schup d’n Ekker in moest naar de zwarte zandbergen. Dan had ik geen tijd.
Vol ongeduld stond ik aan de straatkant. Auto’s reden nog mondjesmaat, dus ik spitste mijn oren op zoek naar dat specifieke geluid. Het geluid van een boxermotor van een Volkswagenbusje.
Dat volkswagenbusje was de werkbus van een oom van de kouwe kant, onze’n Ome Theo. Hij werkte bij de stomerij, en haalde doordeweeks kleding op die gereinigd diende te worden, en bracht die uiteraard weer schoon terug. In het weekend was de bus leeg, en uitermate geschikt voor een wereldreis.

En die bus was dus compleet ingericht, en van alle gemakken voorzien? Nee natuurlijk niet! Dat ding was leeg. Zo kaal als een luis. Alleen voorin zat een bank, een versnellingspook en een stuur. That’s it.
En daar was dat geluid. Prrrrrtttt… prtttttt….. pieppppp. Het busje remde en stond precies voor de voordeur stil. Inmiddels waren alle reizigers gearriveerd, en liepen op een draf naar binnen. Daar werden alle stoelen uit de keuken gehaald en in de bus gezet. Je moest toch ergens op zitten!
En zo reden we, met met een man of 12 en wat kinderen, zonder enige bescherming in de vorm van gordels of airbags, op losse stoelen de straat uit. Bij elke bocht schoven de stoelen richting de linker- dan wel de rechterzijde. Een luid gejoel van de tantes was hoorbaar in de bus. Ooms bulderden van het lachen.

Ik meende dat er ook een radio in dat busje zat. Maar goed, dat ding moest om de minuut bijgesteld worden, want het stoorde telkens. Ik meende Radio Caroline te horen aan boord van de Mi Amigo, of was het nu Radio Veronica vanaf de Norderney? Middle of The Road speelde in ieder geval Tsjirpie, Tsjirpie Tsjiep Tsjiep. Er werd luid meegezongen en gefloten.

En natuurlijk moest onderweg gerookt worden. Voordat we in Elsendorp waren, waren er al talloze Belinda’s, Caballero’s en Peter Stuyvesants doorheen geblazen. Het busje stond blauw van de rook. Over meerokende kinderen werd niet gerept.
Na een dik uur rijden waren we er. Dat busje was met die belading natuurlijk niet vooruit te branden. Remmen was niet gewenst, want voordat ie weer op toeren was, waren we weer kilometers verder.
Maar eindelijk. In de verte zagen we het bord al staan! Limbra Zonneweide! Een speeltuin met glijbanen, een zwemvijver, een skelterbaan, een roeivijver en lachspiegels.

De binnenkomst was al hilarisch. Na betaald te hebben, kwamen we meteen bij de lachspiegels, waar de lange tante een dwerg werd, en die dunne oom een dikke kop kreeg. Nu zit dat natuurlijk allemaal op je telefoon, maar destijds was dit zo vernieuwend, dat er langdurig werd gelachen en gespot.
Maar snel verder, want er moest nog geroeid worden in half lekke stalen roeiboten, en geskeltert worden op de aangelegde racebaan. Je trapte je de tyfus op die zware karren. Daarna door naar de kabelbaan en de glijbanen. Uiteraard ging iedereen van die glijbaan af. Oud en jong. De eerste oom verloor de helft van zijn witte broek toen ie langs een splintertje in een plank gleed. Mocht de pret niet drukken. Ook die zwarte vlekken in die broeken niet. Ome Theo werkte toch bij een stomerij! Niemand die stond te klagen aan de kassa vanwege die kapotte broek. Eigen risico!

Ruim op tijd waren we thuis. Moe maar met een glimlach. Tijd voor de Sondigse soep.
Wat kan er in een halve eeuw veel veranderen. Er was geen internet, geen wifi, geen Whatsapp. Bellen deden we thuis, met een vaste telefoon. Als die er al eentje was. Geen flitspalen, geen wachtrijen, geen agressie. We werden enthousiast van een ritje naar een boerengat, 50 kilometer verderop, en hadden plezier met een kapotte glijbaan en een lekke roeiboot en een roestige familieschommel.
Achtbanen? Zo overgewaardeerd! Het allerprettigste was, er was geen bewijs. Alles wat je niet meegemaakt had, verzon je er gewoon bij. Op feestjes en partijen kwamen die aangedikte verhalen vaak naar boven. En bij al die smoesjes kwam het aan op de edele kunst van het “geloofwaardig zijn”. En we wisten wel wie de notoire leugenaars waren: de vertellers waarbij iedereen aan zijn of haar lippen hing. Gouden tijden.
Trouwens….. dit is wel echt gebeurd!
